Het onomkeerbare
Waarheen te gaan als het leven traag wordt,
als de smaak van weer een dag vervaagt.
Wie keert het onomkeerbare,
vindt tegen de tijd in
ons een weg, tegen de eenzelvigheid
van onze herinneringen,
terug naar de bron, waar de pijn
van het breken begint,
naar ons hart als het jong is
en gretig ons bloed,
een zee die niet stilvalt.
Klinkt hier een stem die ons uitzaait,
een woord dat ons voortplant?
Wij leren naaktzadig te zijn,
onder de cederbomen wonen wij,
daar verwekken wij elkaar,
ademen de wilde geuren van de jeneverbes,
drinken wolfsmelk, wij lachen als welpen,
wij rennen op blote voeten
met de gazelle,
de eenhoorn, wij temmen
het vleugelpaard, strooien een vlucht
witte duiven uit langs de lucht.
Waarheen te gaan als de dagen opraken,
de smaak van het leven nog in onze mond.
© Joop Scholten